Een werknemer die alcohol heeft genuttigd tijdens of na werktijd is onterecht op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelt onder meer dat de werkgever niet voortvarend heeft gehandeld en gekozen heeft voor een ultimum remedium, terwijl de werknemer heeft (over) gewerkt op verzoek van zijn leidinggevende, die op de hoogte was van het drinken van alcohol. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van een billijke vergoeding, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.